Gezocht en (niet) gevonden: Annick vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Annick | 36 jaar | °India | oprichtster Adoptie Schakel | kindercoach | buddy bij a-Buddy

“Ondertussen zijn de beelden vervaagd, maar ze zijn er nog”

Ik was bijna vijf jaar toen mijn adoptieouders me in Zaventem kwamen ophalen. Dat was in december 1989. Anderhalf jaar ervoor bracht mijn nonkel me naar het weeshuis in Madras. Hij kwam me regelmatig bezoeken, maar na een half jaar werd ik overgeplaatst naar Calcutta. Opgroeien deed ik in Tongeren samen met een oudere broer.

In het begin vertelde ik honderduit tegen mijn ouders en oma over India. Over een blauw huis, een trein, kamers met andere kindjes … Ze wisten niet of mijn verhalen fantasie of werkelijkheid waren, maar omdat het zo gedetailleerd was, dachten ze dat er toch iets van waar moest zijn. Dus ze schreven alles neer in een boekje. Zelf wist ik het heel lang ook niet: moest ik het onthouden, droomde of fantaseerde ik?

Ondertussen zijn de beelden vervaagd, maar ze zijn er nog. Ik kan ze oproepen, zeker nu ik weet dat het echte herinneringen zijn.

“Het waren vooral andere mensen die vragen stelden”

Ik was nooit veel bezig met zoeken. Het tv-programma ‘Spoorloos’ was het van het toen ik een tiener was. Ik vroeg me af hoe die geadopteerden hun ouders konden vinden, maar als dat programma gedaan was, zette ik de gedachte weer van me af. Het waren vooral andere mensen die vragen stelden. Ging je al terug naar India? Heb je nog familie daar? Wil je hen gaan zoeken? Laat me gewoon, dacht ik. Zelf had ik enkele gegevens, maar ik ging ervan uit dat ik na al die jaren toch niets zou vinden.

Na mijn studies Kleuteronderwijs wou ik naar India gaan, maar ik kreeg een vaste aanbieding en moest in de grote vakantie mijn klas inrichten. Een reis maken of een sabbatjaar nemen, zat er niet in. Dan ben ik een relatie begonnen, gingen we samenwonen en kwam het er helemaal niet meer van.

Pas in 2016, na een miskraam en van dichtbij mee te maken hoe het contact verliep tussen mijn partner die ook geadopteerd is en zijn biologische familie, kwamen de vragen. Wat zou er met mijn mama gebeurd zijn? Stierf ze bij mijn geboorte? Op mijn papieren stond dat ze ziek was, maar klopte dat?

“Met een dertigtal geadopteerden deden we een DNA-test”

In 2017 organiseerden we vanuit Adoptie Schakel een DNA-avond met vzw Donorkinderen. We waren met een dertigtal geadopteerden die een DNA-test van 23andMe deden: spugen in een tube en dat opsturen. We kozen voor 23andMe, omdat er in die DNA-databank veel Aziatische mensen zitten en je je resultaten vandaar kan uploaden naar andere databanken. In de loop van het jaar lieten we ook andere databanken aan bod komen zoals MyHeritage.

Uiteindelijk kwamen we bijeen om de resultaten te bespreken. Heel veel geadopteerden bleken weinig resultaat te hebben. Daar schrokken we van. Je weet dat je geen hoge verwachtingen mag hebben, maar toch komt het hard aan als je enkel heel verre verwanten vindt.

Bij mij leverde de DNA-test wel iets op. Ik had een zeshonderdtal DNA-matches. Veel verre matches, maar ook enkele dichte.

“Uiteindelijk bleken die dichte matches neven en achterneven van mij te zijn”

Samen met een adoptiemama die veel weet over zoeken via DNA, stuurde ik naar die dichte matches een berichtje: we hebben zoveel zaken gemeenschappelijk, wil je eens een gesprek hebben? Er gaat veel tijd over om die contacten te leggen. Sommigen reageerden niet of wilden er niets mee te maken hebben. Anderen reageerden wel en deelden hun stambomen.

Uiteindelijk bleken die dichte matches neven en achterneven van mij te zijn. Zij woonden in Italië, Zwitserland, de Verenigde Staten, Nederland … en waren ook geadopteerd. Ze zochten naar hun vaders, nonkels van mij dus, in India. In totaal ging het om twaalf familieleden verspreid over heel de wereld.

“Plots kreeg ik het bericht: we hebben je papa gevonden!”

In maart 2018 kreeg ik bericht van één van hen: ze hadden papa gevonden! Zes maanden eerder vonden ze de nonkel die mij naar het weeshuis bracht en hij nam contact op met mijn papa. Ze waren zeker dat het mijn papa was, want toen ze in India waren voor hun zoektocht deden ze bij hem een DNA-test.

Mijn papa was ernstig ziek. Als ik hem nog wou zien, ging ik best zo snel mogelijk naar India. Dat was schrikken. Ik gaf hier les en kon niet zomaar afkomen.

Via een adoptiemoeder die rootsreizen naar India organiseert, vertrok ik in juli naar India. We gingen drie weken. Alleen wou ik niet gaan, dus samen met een geadopteerde vriendin uit India schreef ik me in voor een groepsreis. Mijn adoptieouders waren op de hoogte. Ze waren bezorgd, vroegen zich af waarom ik ging zoeken omdat ik er nooit veel naar had gevraagd, maar omarmden het. We hadden een druk reisschema, maar op twee vrije avonden in Calcutta ging ik naar mijn vader. Hij wist dat ik zou komen. Mijn nonkel had hem daarop voorbereid.

“Tranen van blijdschap liet ik, maar ook van verdriet en woede”

Mijn papa lag doodziek in bed. Doordat hij in quarantaine lag, mocht ik niet dichtbij komen. Hij had mijn pasfoto in zijn handen. Dat enige zwart-witfotootje dat in mijn adoptiedossier stak, had hij al 30 jaar op zak. Dat was echt zot. Hoe kwam hij daaraan? Voor mij was dat het bewijs dat ik zijn dochter was. Een man trad op als gids en hielp met vertalen. Er moest vertaald worden van Engels naar Hindi naar Tamil en omgekeerd. Een heel gedoe.

Ik heb toen alle emoties ervaren. En daarmee de baby in mijn buik ook, want ik was drie maanden in verwachting. Tranen van blijdschap liet ik, maar ook van verdriet en woede. Voor mij was het dubbel. Je ziet ineens eens spiegel voor je. Mijn eerste gedachte was: "Shit, die lijkt echt wel op mij." Ik wou niet op hem lijken, want ergens had ik de schuld van het afgestaan zijn bij hem gelegd. Een papa moet klaarstaan voor zijn gezin, toch?

Ik was kwaad en zei hem dat ook. “Waarom deed je niet meer moeite om mij te houden?” vroeg ik. Volgens hem lag het aan het kastensysteem, maar in mijn ogen gebruikte hij dat als excuus. Ook zouden de medicijnen om mijn astma te behandelen te duur zijn geweest, maar er waren geen geldproblemen. Was ik dus niet goed genoeg? Was ik een stout kind? Ik veronderstel dat hij lager trouwde dan hij eigenlijk mocht en dat ik daar het resultaat van ben. En dat hij niet kon hertrouwen zolang ik er was, maar het blijft onduidelijk.

Mijn papa zei dat ik kwaad mocht zijn op hem en het systeem. Hij zei dat hij misschien meer moeite had gedaan als de mogelijkheid niet bestond om je kind ergens achter te laten. Ik vond het wel mooi dat hij dat zei. Hij gaf gewoon toe dat hij van mij af wou. ‘Punt, ga verder met je leven’, zoiets.

“Mijn creativiteit heb ik van haar en dat is fijn om te weten”

Naar mijn mama vroeg ik ook. Leefde ze nog of niet? Daarop wou hij geen antwoord geven. Ik vond dat raar. Als ze dood is, kan je dat toch zeggen? Dan weet ik het en stopt het daar. Door zijn stilzwijgen vermoed ik dat ze nog leeft, maar hij wou dat niet bevestigen. Dat was zo frustrerend. Zeg het me gewoon, dacht ik. De gids vond dat ook erg.

Wat mijn papa wel vertelde, was dat mijn mama afkomstig was van Sri Lanka. Ik vroeg naar mijn huidskleur en daarop zei hij dat ik een mix was. Daarnaast kon mijn mama blijkbaar heel goed knutselen en maakte ze heel mooie schilderijen. Mijn creativiteit heb ik dus van haar. Dat is fijn om te weten.

Ik vroeg hem hoe hij zich voelde ten opzichte van mij. Hij zei dat hij blij was om mij te zien.
Volgens hem had ik het zorgend karakter van mijn mama, maar hij was nors, dus ik zei: “Jij bent dan wel heel anders.” Zijn koppigheid herkende hij dan ook weer in mij. Ik denk dat hij die confrontatie wel hard vond, zo van: dat is óók een stuk van mijn dochter. Dat vond ik er wel mooi aan, dat het hem toch iets deed.

“Toen we terugkwamen van India was ik 10 kilo afgevallen”

Mijn papa wilde me niet alle informatie geven, maar hij was ook heel moe. En ik was moe. Het was vijftig graden, het was moesson. Dan zit je daar in een kamertje met een heleboel vertalers. Je kan niet communiceren, je weet niet wie wat tegen wie zegt. Dat was echt zo vermoeiend. Ik was erna drie dagen knock-out. Mentaal woog het door, maar ik was ook ziek door de zwangerschap. Toen we in augustus terugkwamen van India was ik tien kilogram afgevallen.

Bij terugkomst stortte ik mij op mijn werk en het gewone leven. We gingen verhuizen, dus ik had genoeg afleiding. Met de geboorte van onze zoon in 2019 kwam alles daardoor dubbel zo hard binnen. Tegelijkertijd gaf hij me de kracht om door te gaan. Ik schreef veel van me af, was creatief bezig, gaf lezingen en deed workshops om het een plaats te geven.

“Ik heb nu meer vragen dan voor mijn zoektocht”

In oktober 2018 stierf mijn papa. Dat blijft dubbel. Aan de ene kant kan ik het afsluiten doordat hij gestorven is. Anderzijds had ik nog heel veel willen vragen, want nu had ik hem eindelijk gevonden. Ik dacht dat mijn vragen zouden stoppen als ik vond, maar ik heb nu meer vragen dan voor mijn zoektocht. Ik denk ook na over hoe ik zaken anders had kunnen formuleren, zodat ik meer van hem had losgekregen. Je bereid je zo goed voor, maar dan sta je daar en denk je: verdomme, er blijft niets van over.

Maar ik ben blij dat ik mijn gevoelens heb kunnen uiten naar hem toe. En ik ben blij dat ik hem nog gezien heb. Voor mezelf en voor mijn kind. Mijn papa was ziek, dus ik wist dat ik dat moment moest gebruiken. Alles op enkele uren willen vertellen, wens ik niemand toe, maar ik heb gedaan wat ik kon doen.

“Ik heb nog halfzussen en halfbroers, maar geen interesse om hen te leren kennen”

Eens per maand spreek ik af met de nonkel die me in contact bracht met mijn papa. Hij bracht me destijds naar het weeshuis. In mijn dossier staat dat mijn vader dat deed, omdat hij wegens ziekte niet voor mij kon zorgen, maar in werkelijkheid was het mijn nonkel. Toen ik drie jaar was, zette mijn papa me bij hem af: “Zorg jij er maar voor, jij bent nog jong genoeg.” Ze waren met twaalf kinderen thuis en mijn nonkel was de jongste. Blijkbaar hield mijn nonkel het toch niet vol en bracht hij me na een half jaar naar het weeshuis.

Over mijn mama weet mijn nonkel ook weinig. We vermoeden dat ze terugging naar Sri Lanka, maar weten niet waarom. Stierf ze en is ze daar begraven? Zijn ze gescheiden en ging ze dan terug? Ik weet niet wat ik ermee moet doen. Ik heb nog halfzussen en halfbroers, maar geen interesse om hen te leren kennen. Waarom weet ik niet. Mijn papa zei dat ik geen volle broers of zussen heb, maar is dat de waarheid?

Que sera sera, maar je staat er nog dikwijls bij stil”

Als je wil zoeken, praat er dan over, maar laat je niet pushen. Luister naar verschillende verhalen. Probeer je vragen ergens te droppen. En houd je klaar voor wat je kan vinden.

De zoektochten van mijn neven draaiden niet allemaal positief uit. Drie neven vonden nog niet. Een neef vond wel, maar zijn vader wil geen contact. Andere familieleden vroegen om geld of logen over wie er familie was. Via Facebook en 23andMe heb ik contact met enkelen van hen, maar niet met allemaal. Voorzichtig zijn, daar blijf ik echt bij. Ik ging naar mijn papa zonder dat de reisbegeleiding of de groep iets wist. Ik dacht: dit is mijn gezin, ik kijk er al zo lang naar uit en ik hoef daar geen pottenkijkers bij. Maar dat was gevaarlijk en had ik niet mogen doen.

Que sera sera. Dat liedje heb ik al heel dikwijls gezongen. We zullen wel zien wat er gebeurt. Ik ben nu hier. In het heden. En we moeten verder in de toekomst. Maar je staat er nog dikwijls bij stil. Ik vond het vroeger ambetant om mijn stamboom te maken en nu ga ik daar opnieuw mee geconfronteerd worden via onze zoon. Een zoektocht doen is niet heilig voor je heling. Het komt altijd terug. Je geeft het een plaats, je gaat verder, maar het komt altijd terug.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.