Gezocht en (niet) gevonden: Binita vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Binita | 29 jaar | °Nepal | buddy bij a-Buddy

“Ik voelde: dat moet gebeuren, maar ik liet het nog niet helemaal toe”

Adoptie zit nog niet zo heel lang in mijn hoofd. Ik was er niet al vanaf het begin mee bezig. Het kwam pas toen ik in de twintig was. Ik studeerde en dacht na over mijn leven: wie ben ik en waar wil ik naartoe?

Ik woon sinds mijn vier jaar in België. Op mijn vijftiende gingen we tijdens de paasvakantie voor het eerst terug naar Nepal. Ik zat toen in het vierde middelbaar. Mijn adoptieouders hadden altijd gezegd dat ze een ticket zouden boeken wanneer ik er klaar voor was. Normaal gezien gingen we het jaar ervoor al, maar het hele gebeuren maakte me emotioneel waardoor we de reis hebben afgelast. Het jaar erna dacht ik: we doen dat gewoon en we zien wel.

Ik heb die reis in een waas beleefd. Mijn ouders planden alles en dat vond ik prima. Ze boekten de reis, het hotel, een bezoek aan mijn familie, hier en daar een uitstap. En ik deed alles mee zonder het heel bewust te ervaren of erover na te denken. Ik kan me er weinig van herinneren. Ik voelde precies: dat moet gebeuren, maar ik liet het nog niet helemaal toe. Pas achteraf sijpelde het binnen en begon ik erbij stil te staan. Oké, wat was dat nu eigenlijk?

“Ik woonde daar zonder mijn adoptieouders, nog voor hen”

Er zijn me altijd drie vage beelden bijgebleven uit Nepal. Twee daarvan zijn uitgeklaard door mijn biologische vader en zus toen ik terugging. Zij konden me zeggen wat die beelden waren.

Het deed me wel wat om te beseffen dat het geen dromen, maar herinneringen waren. Ik was al vier jaar bij mijn adoptie, maar toch vergeet ik soms dat ik ook een leven in Nepal had. Die beelden leiden tot het besef dat ik daar effectief was. Ik woonde en leefde daar zonder mijn adoptieouders, nog vóór hen. 

Eén beeld bestaat uit mijn biologische zus, nog een paar kinderen en ik die op het dak staan van een leem gebouw. Het dak is plat en er staan tafel en stoelen op. Ik vertelde dit aan mijn zus en zij zei dat dit het huis van onze nonkel was. Die nonkel heeft twee zonen en wij woonden er drie maanden nadat onze biologische moeder wegging.

Een ander beeld is van mijn biologische vader en ik in de bergen met een auto. De auto zat vast, want we moesten een stuk te voet. Ik kreeg een angstig gevoel bij dat beeld, maar het bleek te kloppen. Toen mijn adoptieouders mij kwamen halen, moesten mijn biologische vader en ik naar een bergdorp waar je alleen naartoe kon vliegen met een rammelig vliegtuigje voor maximum 10 personen. De heenvlucht was zo turbulent dat ik ontzettend angstig werd, waardoor we voor de terugrit naar Kathmandu een auto met chauffeur namen. Dat was langs de bergflanken zonder echte wegen en dus best gevaarlijk.

Het derde beeld blijft voorlopig onverklaard. Het klinkt nogal idyllisch, maar dat beeld bestaat uit een veld met in het midden een hutje op palen of een soort verhoog. En ik ben daar met een vrouw. Mocht ik er zelf een verhaal bij verzinnen, dan is die vrouw mijn biologische moeder, maar voor hetzelfde geld is het iemand anders of is het zelfs geen echte herinnering. Dat weet ik niet. Het is een vaag ding in mijn hoofd en ik vrees dat dat nooit zal verklaard worden.

“Mijn biologische moeder is een ontbrekend puzzelstuk waarover niemand iets kwijt wil”

Mijn adoptie was open in die zin dat mijn adoptieouders daar open over waren, niet in de zin van mijn biologische moeder. Zij leeft blijkbaar nog, maar niemand wil over haar praten. Dat is een zwart gat, een ontbrekend puzzelstuk in mijn verhaal.

Mijn biologische vader hertrouwde na mijn adoptie. Iedereen beschouwt zijn nieuwe vrouw als mijn biologische moeder, terwijl dat niet zo is. Zijzelf verzint ook verhaaltjes over mij van ‘jij als baby dit en jij als baby dat’, maar zij was er toen niet. Het is dus open langs de kant van mijn adoptieouders, maar niet langs de kant van mijn biologische familie.

In mijn dossier staat er weinig over mijn familie in Nepal. Ik heb maar een paar documenten en daarin staat de naam van mijn vader en het feit dat hij mij met toestemming laat adopteren. Er staat ook een vrouwennaam in, waardoor ik even in shock was toen ik mijn dossier enkele jaren geleden voor het eerst las. Ik dacht dat het de naam was van mijn biologische moeder en dat ik haar naam dus al die tijd al had. Maar ik checkte het bij mijn neef die iets of wat openstaat om daarover met mij te communiceren. Hij zegt dat mijn biologische moeder helemaal niet zo heet en gaf me haar voornaam. Ik was blij om eindelijk de naam van mijn biologische moeder te kennen, maar weet nog steeds niet wie de vrouw is die mijn dossier heeft ondertekend.

Verder staat er in mijn dossier dat ik geadopteerd ben vanwege armoede. Er was amper geld om mijn drie jaar oudere zus naar school te sturen en ik zou een straatkind geworden zijn.

Nadat ik ben geadopteerd, klom mijn familie omhoog op de sociale ladder. Mijn vader hertrouwde met een vrouw uit een degelijke familie en vond een job. Samen bouwden ze een huis, waarvan ze ook delen verhuren. Mijn zus behaalde een diploma, mede dankzij de financiële steun van mijn adoptieouders.

“We hadden echt genoten van het samenzijn, zeker van de momenten met de neven en nichten”

Toen wij de eerste keer teruggingen naar Nepal, had ik amper tijd om te bekomen van het feit dat ik terug in Nepal was. Mijn biologische familie kwam vrij snel naar het hotel en in de lobby zag ik hen voor het eerst terug.

De dagen erna kwamen zij opnieuw langs of gingen wij bij hen op bezoek. Daarna stelden ze voor om een nacht bij hen te logeren, wat we deden, en mijn zus bleef ook eens slapen in het hotel. Mijn zus en ik konden slechts gebrekkig met elkaar communiceren in het Engels, maar het was tof om elkaar gewoon te leren kennen in het zijn en doen. We zagen elkaar niet elke dag, maar zeker om de twee dagen.

Bij het afscheid was ik heel emotioneel, maar op dat moment kon ik daar geen woorden aan geven. Ik kende hen nog niet helemaal, maar had hen een beetje leren kennen. En dat was tof, maar ook te kort. We hadden echt genoten van het samenzijn, zeker van de momenten met de neven en nichten. Ik ging naar Nepal met de gedachte dat ik een vader en een zus had. Plots was er een hele familie van nonkels, tantes, neven en nichten die zich mij herinnerden, terwijl ik zelf niemand herkende.

“Omwille van de taalbarrière liep het contact ook na mijn adoptie via die contactpersoon”

Toen mijn adoptieouders mij adopteerden, ontmoetten ze mijn biologische vader, zus en enkele vriendjes waarmee ik speelde, maar geen andere familieleden. Mijn biologische vader en zus spraken geen Engels op dat moment, dus het contact verliep via een contactpersoon: een Nepalese vrouw die instond voor adopties in Nepal.

Omwille van de taalbarrière liep het contact ook na mijn adoptie via die contactpersoon. In het begin was dat enkel tussen mijn adoptieouders en mijn biologische vader. Mijn adoptieouders schreven een brief in het Engels, stuurden die naar de contactpersoon, zij vertaalde het voor mijn biologische vader en schreef een brief in het Engels terug.

Mijn ouders schreven wat ik later wilde worden of hoe mijn punten waren op school. En mijn biologische vader schreef dat ze goed voor mij moesten zorgen en dat hij hen heel dankbaar was. Ook schreef hij dat het hindoeïstisch geloof voor hem belangrijk was, maar uiteindelijk voedden mijn ouders me christelijk op. Eens om de twee jaar ongeveer was er contact, maar dat ging nooit over emotionele of diepgaande zaken of over adoptie in het algemeen.

“De keren dat er contact was, was dat vooral om even te verbinden over de werelddelen heen”

Rond de periode dat we teruggingen naar Nepal, vroeg mama of ik de brieven zelf wilde schrijven. Mijn ouders hadden contact gehouden, maar nu ik ouder was en zelf Engels kon, was het aan mij om dat al dan niet te onderhouden. Omdat mijn Nepalese zus ondertussen een beetje Engels kon en Facebook had, besloot ik contact te houden met haar en ook met een aantal neven die ik ontmoette tijdens de terugreis.

Veel meer dan af en toe een ‘Hi, how are you?’ en ‘I am fine and you?’ was dat niet. De keren dat er contact was, was dat vooral om even te verbinden over de werelddelen heen, denk ik. Zo voelen van: hey, we zijn er nog alletwee, we zijn met totaal andere dingen bezig, maar we zijn er wel. Meer was er op dat moment niet nodig.

“Ik had het Nepalese gedeelte aanwezig laten zijn, maar er nooit verbinding mee gezocht”

Achteraf bekeken, was ik op dat moment misschien ook een beetje in de war. Ik was 16, 17 jaar en me heel bewust van hoe ik eruitzag. Ik was bezig met mijn vrienden en hoe ik in de groep lag. Ik wou het Nepalese gedeelte geen aandacht geven. Dat paste niet bij mijn idee van mooi, leuk en populair zijn. Totaal niet. Al die onzekerheden zorgden ervoor dat ik er niet bij wou stilstaan.

Pas een paar jaar later begon ik dat deel van mezelf te accepteren. Ik had het laten aanwezig zijn, maar er nooit verbinding mee gezocht. En zo kwam ik in mijn twintiger jaren in een rush. Ik begon te lezen, wisselde uit met een jeugdvriend die ook uit Nepal geadopteerd was en kwam in contact met andere geadopteerden.

Op een bepaald moment kreeg ik echt de drang om naar Nepal te gaan. Ik zei tegen mijn lief: “Ik moet nu naar Nepal, laten we daar naartoe gaan!” En hij was helemaal fan. Ik werkte toen bij de Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek die de screening doet van kandidaat-adoptieouders en dat versterkte het verlangen om te graven in mijn eigen verhaal.

“Ik wou alles wat ik niet wist ineens wel weten”

In 2019 (toen was ik 27) vertrokken we voor een maand. De voorbereidingen waren megastresserend voor mij. De vorige keer had ik alles ondergaan en er naar mijn gevoel niet alles uitgehaald. Daarom was ik nu heel bewust bezig met voorbereiden en nadenken wat ik wilde bereiken. Maar terwijl ik dat deed, besefte ik steeds meer dat ik niets wist, ook al was ik daar geweest.

Ik wist dat mijn vader en biologische zus er waren en dat zij een nieuw gezin hadden, maar ik wist niets over mijn adoptie. Of het waarom. Of mijn biologische moeder. Dat zorgde voor stress. Het was alsof mijn leven pas begon vanaf mijn vierde. Ik ben dan geadopteerd en vanaf dan weet ik wat zij deden in hun leven in Nepal, maar wat er daarvoor gebeurde, is een blinde vlek.

Ik had veel stress en kreeg een maagontsteking, maar ik deed toch verder. Ik wou snel gaan, mijn schade inhalen en alles wat ik niet wist ineens wel weten. Ik vertelde mijn biologische familie dat ik kwam. Mijn zus had een kindje gekregen, dus ik was superblij dat ik er kort na de bevalling zou zijn. En dan ben ik met heel veel verwachtingen en ideeën naar daar gegaan.

“Door hun dagelijks leven te zien en volgen, hoopte ik met hen te connecteren”

We logeerden vijf dagen in het huis van mijn biologische vader, zijn nieuwe vrouw en hun zoon. Die zoon, mijn halfbroer, ontmoette ik al toen ik vijftien was, maar hij was toen nog heel jong. Ondertussen was hij twintig. Hij kon wat Engels en vertaalde voor ons.

Bij mijn biologische familie logeren was hét plan om meer te weten te komen over mijn verleden. Ik hoopte met hen te kunnen connecteren en een gevoel van herkenning van familieband te ontwikkelen, wat zou helpen om een dieper gesprek te voeren. Vlakaf de vraag stellen ging niet, maar als ik daar een week was en we leerden elkaar beter kennen, zou er misschien veiligheid ontstaan om het daarover te hebben.

In werkelijkheid ging het niet zo. Al mijn vragen werden afgeblokt. ‘Je moet geen vragen stellen over vroeger.’ ‘Dat doet er niet meer toe.’ ‘Dit is je mama.’ Ik werd telkens teruggeduwd. Ze zeiden nooit expliciet dat ze er niet over wilden praten, maar het was op andere manieren duidelijk dat dat niet kon. Zo wees mijn biologische vader naar zijn vrouw en zei hij dat dat mijn mama was. Dan dacht ik: maar jij durft! Hij weet dat ik weet dat dat niet zo is en iedereen die op dat moment in de kamer was, wist het ook. Toch deed iedereen alsof zij mijn moeder was. Ik kwam met meer vragen terug dan toen ik naar daar ging.

“Mijn zus begreep het, maar het is niet dat zij daarin troost bood”

Ik zag mijn zus maar twee keer tijdens die reis. Haar pasgeboren kindje had zorgen nodig en zij moest daardoor vaak naar het ziekenhuis. Ik stuurde haar wel via Messenger dat ik het moeilijk had en meer wilde weten over mijn eerste vier jaar, maar dat niemand bereid was om daarover te praten. Zij antwoordde dat ze het begreep en dat ik maar moest sturen als ik er nood aan had, maar dat was het. Het is niet dat zij daarin troost bood.

Respect naar de ouders toe is belangrijk in Nepal. Daarnaast is scheiden er een taboe, dus ze communiceren daar niet over. Hoe minder mensen het weten, hoe beter. Mijn zus spreekt ook niet over de periode ervoor. Omdat ze niet kan, of wil, of mag. Ik weet het niet, maar ik deed al verschillende pogingen om iets uit haar te krijgen en dat lukte niet. Ze zegt dat ze nooit over onze biologische moeder sprak met onze vader. Zijn nieuwe vrouw spreekt ze aan als moeder.

“Ik had geen zin om het uit te leggen, want ik had niet het gevoel dat dat kon”

Mijn biologische familie was heel gastvrij. Ik wilde hen niet kwetsen of beledigen, dus ik probeerde niet te laten zien hoe moeilijk ik het had. Als mijn vriend en ik ‘s avonds alleen waren, kon ik de tranen wel laten vloeien. Het was echt heel moeilijk voor mij. Mijn week daar was zo teleurstellend. Ik had veel te veel verwacht.

Wat ik heel moeilijk vond, was dat mijn vader geen Engels kon en ik geen Nepalees. En zij verweten mij dat ik geen Nepalees kon. Ze vonden dat raar, terwijl ik dacht: dat is logisch als je geadopteerd bent. Zij namen het woord 'adoptie' ook nooit in de mond. Zij zeiden altijd dat ik in België had gestudeerd en wilden mijn identiteitskaart aanvragen in het Nepalees. Voor hen was adoptie precies iets tijdelijks, terwijl dat niet het idee van adoptie is. Maar ik had ook geen zin om hen dat uit te leggen, want ik had niet het gevoel dat dat kon. En zo is er veel in de kast gebleven.

Voor ik terugging naar Nepal schreef ik een redelijk emotionele brief aan mijn vader. Ik liet die in België vertalen door een meisje dat Nepalees sprak en wou de brief aan mijn vader geven als ik Nepal was. Dat heb ik nooit gedaan. Er was geen ruimte voor diepgaande of emotionele gesprekken. De emotionele laag werd nog niet eens aangeraakt, dus ik kon niet afkomen met zo’n brief. Dat zou niet gewerkt hebben. Ik liet het zo en nam die brief terug mee naar huis.

“Dat is óók deel van mijn geboorteland”

Na die week zijn mijn vriend en ik gaan rondtrekken. Hoewel we dagelijks berichtjes kregen, was het familiegedeelte dan even afgesloten. Acht dagen lang wandelden mijn vriend en ik met een gids in het Himalayagebergte. De focus lag op de natuur en de fysieke uitdaging in plaats van de onbeantwoorde vragen en het emotionele. Dat deed deugd, ik had dat echt nodig. Letterlijk en figuurlijk was dat het hoogtepunt van onze reis.

In de stad moest ik voortdurend uitleggen wie ik was, vanwaar ik kwam en waarom ik geen Nepalees kon, dus die trekking bracht ook op dat vlak rust. De gids vertelde over de cultuur, de gewoontes, de bergdorpjes en wat er daar allemaal was, Nepalese muziek … Ook dat is deel van mijn geboorteland.

“Doordat mijn neef iets of wat begrip toonde, zag ik een opening”

Er is een neef die even oud is als ik. Hij studeerde in India. Het cultuurverschil voelt bij hem iets kleiner aan dan bij mijn traditionele gezinsleden. Na mijn terugreis vroeg hij via Facebook wanneer ik nog eens terugkwam. Hij zei dat ik dan opnieuw kon blijven logeren. Ik heb heel eerlijk verteld dat ik mij die week niet zo goed voelde, waardoor ik dat niet meteen nog eens wou doen. En hij snapte dat wel.

Doordat hij iets of wat begrip toonde, zag ik een opening. Ik vertelde hem dat ik niets weet van voor mijn vier jaar, maar dat ik dat wel graag zou willen. Daarop begon hij informatie te geven. Hij zei dat mijn biologische moeder geen goede vrouw was, dat zij ons mishandelde. Daarnaast zocht hij tussen oude foto’s naar een foto van haar en bezorgde hij die aan mij. Ik sta ook op die foto, dus het zou kunnen dat zij effectief mijn moeder is, maar ik bescherm mezelf door er niet volledig in mee te gaan.

Ik moet ook maar aannemen dat zijn informatie klopt, maar ik weet het niet zeker. Bovendien communiceren we in gebrekkig Engels, dus misschien zijn bepaalde woorden niet altijd de juiste om iets te benoemen. Alleszins ben ik heel blij dat mijn neef iéts heeft gezegd en mijn vragen niet afblokte.

“Zij is mijn zus en ik hoorde haar op mijn verjaardag, dat besef is fijn”

Op mijn voorbije verjaardag belde ik mijn zus via Messenger. Het was de eerste keer dat ik dat durfde, maar ik dacht: waarom niet, ik doe dat gewoon! We hadden dat in al die jaren nooit gedaan terwijl dat wel kon. Mijn zus was mega-enthousiast om mij te zien. Haar kindje was erbij, dus die zag ik ook. Het was niet de typische ‘hello, how are you?’ conversatie, maar meer een gesprek onder vriendinnen. Ook al duurde het maar een kwartiertje, het besef dat ik mijn zus hoorde op mijn verjaardag was heel fijn.

Mijn halfbroer hoor ik weinig. Hij denkt dat hij mijn volle broer is en kent het verhaal van ervoor niet. Ik mag daarover ook niets zeggen tegen hem. Dat vind ik heel veel gevraagd. Sinds ik er in 2019 ben geweest, let ik erop om hem af en toe een berichtje te sturen, want hij heeft nooit begrepen waarom ik geen contact zocht. Maar voor mij is onze band niet dezelfde als die met mijn zus. Ik heb hem ervoor nooit gekend en hij weet nog minder dan ik.

Met mijn biologische vader heb ik geen contact, omdat we geen gemeenschappelijke taal hebben. Zijn vrouw stuurt heel af en toe een smiley of hartje via Messenger. Ik vind dat heel erg van mezelf, maar dat irriteert me. Ik heb niets met die vrouw. Op zich doet zij niets mis en is ze heel vriendelijk, maar ik kan er niet tegen dat zij aan iedereen laat uitschijnen dat zij mijn moeder is. Soms antwoord ik, soms negeer ik haar. Dat is misschien hard, maar ik heb geen nood aan contact met haar. Door de taalbarrière kunnen we ook niet echt communiceren, dus het heeft weinig zin.

“Het is ergens gemakkelijk om het op een cultuurverschil te steken”

Ik heb mijn vader nooit vlakaf gevraagd om mij te vertellen wie mijn biologische moeder is, waar ze is en waarom ze wegging. Ik heb al gedacht om de volgende keer een tolk mee te nemen, maar ik weet niet of het me verder zal brengen. Zal een tolk begrijpen waarom ik het wil weten? Het is een delicaat thema en respect voor de ouders is erg aanwezig, dus als mijn vader ‘nee’ zegt, dan weet ik niet in hoeverre een tolk zal willen aandringen.

Het is ergens gemakkelijk om het op een cultuurverschil te steken. Dan kan ik er weinig aan doen en moet ik het accepteren. Maar er is ook een verschil tussen traditionele en minder traditionele gezinnen. Ik sprak tijdens mijn reis met de biologische vader van een vriendin in België die ook geadopteerd werd uit Nepal. In tegenstelling tot mijn familie kon hij wel praten over adoptie en hoe het moet zijn om in België op te groeien.

Ik wil de waarden en normen van mijn familie niet door elkaar halen. Ik wil hen niet de indruk geven dat ik beter weet hoe ze iets moeten aanpakken. Aan mijn zus vertelde ik al dat ik nood heb aan meer informatie, maar dat werkte niet, dus ik weet niet hoe ik het dan wel moet verwoorden.

“Ik wil contact blijven houden”

We zijn nu drie jaar verder en ik heb precies nog niet veel meer bereikt dan toen. Ik wil heel graag binnenkort nog eens teruggaan. Ik ga geen week meer bij hen blijven logeren, maar ik wil hen wel zien en contact blijven houden. Vooral met mijn zus en neef. Zij staan het dichtst bij mij en zijn ook de enige twee familieleden aan wie ik heb geuit waar ik mee zit. Ik wil de kans om ooit het bredere plaatje te krijgen niet doen verdwijnen.

Daarnaast kreeg ik de optie van mijn adoptieouders om in contact te blijven met mijn biologische familie. Zonder te oordelen over de keuze van andere geadopteerden, vind ik dat ik daarvan gebruik moet maken. Al is het vaak moeilijk, confronterend en emotioneel niet zo gezond. Het is familie, het is een deel van wie ik ben en dat deel kan en wil ik niet zomaar negeren.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.